Schiedam Grote Kerk
De oudste vermelding van een orgel in de Grote Kerk is van 1498 toen Allaert Dirckz werd herbenoemd tot organist. Wie dat orgel bouwde is niet bekend. Wat we wel weten is dat rond 1550 de befaamde orgelbouwer Hendrik Niehoff een nieuw instrument bouwde bestaande uit Hoofdwerk en Rugwerk. De kassen, die tot op de dag van vandaag grotendeels het uiterlijk van het orgel bepalen, waren voorzien van fraai beschilderde luiken. In 1680 breidt Appollonius Bosch het orgel uit met een bescheiden Bovenwerk. Vermoedelijk zijn toen ook de windladen van de overige werken vervangen. Gezien de vermelding van het jaartal 1680 in het lofwerk tussen de pijpenvelden van Hoofd- en Rugwerk is toen waarschijnlijk ook de frontindeling gewijzigd.
In 1712 wordt het orgel door Jacob Cools in twee forse, nieuwe zijkassen uitgebreid met een vrij pedaal. De hierdoor ontstane breedtewerking geeft het orgel een totaal ander aanzicht. De ornamentiek tussen hoofdkas en pedaalkassen wordt in 1724 aangebracht door de Rotterdamse beeldhouwer Alexander Pluskens. Beeldhouwer François van Douwe vervaardigt het snijwerk op de pedaalkassen en het hoofdwerk. Ook het beeld op de middentoren van de bazuinblazende engel is van zijn hand. In 1737 brengt Rudolph Garrels een vijfde balg en een nieuw pedaalklavier aan.
Het Flentrop-orgel
In 1971 wordt aan Flentrop Orgelbouw te Zaandam de opdracht gegeven een nieuw instrument te vervaardigen. Stilistisch uitgangspunt is het overgebleven historisch materiaal van Niehoff. Het nieuwe pijpwerk wordt daarom vervaardigd uit orgelmetaal met een hoog loodgehalte en wijde mensuren. Het orgel wordt gestemd in een Werckmeister III-temperatuur. Zo vormen front en instrument weer een organische eenheid. In 1975 wordt het orgel in gebruik genomen.
Schiedam Grote Kerk
Specificaties
Algemeen
- Flentrop, 1975
- 3 klavieren
- 41 registers